Waar geldt de Vrijwilligerswet?

De Vrijwilligerswet regelt het vrijwilligerswerk dat zich afspeelt in België, en dat georganiseerd wordt door organisaties die in België gevestigd zijn of een officiële zetel in het land hebben. Deze wet geldt dus ook voor vrijwilligerswerk dat vanuit België in het buitenland wordt georganiseerd. Internationale organisaties met een erkende Belgische rechtsvorm en hoofdzetel of formeel bijkantoor in ons land, kunnen ook vrijwilligerswerk organiseren volgens de wet.

Aanpassingen aan de Vrijwilligerswet

De Vrijwilligerswet is van kracht sinds 2006. Ondertussen zagen verschillende aanpassingen aan de wet het levenslicht:

De Vrijwilligerswet verdient – zoals elke andere wet – respect. Volg dus alle bepalingen strikt op om sancties of klachten te vermijden.

Alle wetteksten vind je ook terug op de website van de Hoge Raad voor Vrijwilligers.

 

 

Wat is vrijwilligerswerk volgens de Vrijwilligerswet?

Vrijwilligen betekent dat iemand zich inzet voor anderen of de samenleving in de context van een organisatie zonder winstoogmerk.

De Vrijwilligerswet omschrijft het als volgt: vrijwilligers geven uit vrije wil en onbetaald een stuk van hun vrije tijd aan een organisatie.

We spreken dus van vrijwilligerswerk als:

  1. mensen zich inzetten in een organisatie (vzw, feitelijke vereniging, lokaal bestuur) die geen winst nastreeft, noch aandelen uitkeert;
  2. ze dit onbezoldigd doen; (Vrijwilligers mogen wel een kostenvergoeding ontvangen volgens strikte regels.)
  3. ze dit vrijwillig en ongedwongen doen. (Een stage, een PWA-opdracht, gemeenschapsdienst of een alternatieve sanctie is daarom geen vrijwilligerswerk wettelijk gezien.)


Dit is dus géén vrijwilligerswerk:

  • Activiteiten in privé- of familieverband zoals het gras van de buurvrouw maaien of een bingoavond op café organiseren.
  • Vrijwillig helpen in een zaak of bedrijf bv. een bakker, bvba of kapsalon)
  • Een vrijwillig engagement in een coöperatieve vennootschap (al dan niet met sociaal oogmerk)
  • Een betaald engagement (enkel onkostenvergoedingen volgens de strikte regels zijn toegelaten)

Een uitzondering: tijdens de coronacrisis werd vrijwilligerswerk in een commercieel woonzorgcentrum uitzonderlijk toegelaten.

Voorwaarden voor vrijwilligers

Niet iedereen mag zomaar vrijwilligerswerk doen. Denk aan minimumleeftijd, speciale bevolkingsgroepen zoals asielzoekers en de meldingsplicht voor wie een vervangingsinkomen heeft.

Daarnaast is er een speciale categorie van vrijwilligers: bestuursvrijwilligers. Zij mogen geen zitpenningen of presentiegelden ontvangen. Bovendien hebben zij een bijkomende aansprakelijkheid voor bestuurstaken.

Ten slotte mag je je niet om het even waar inzetten als vrijwilliger. De vuistregel is dat organisaties die winst nastreven, geen vrijwilligers mogen inzetten. Bovendien vindt het vrijwilligerswerk enkel plaats in een min of meer georganiseerd verband, een individu kan dus niet op zijn eentje een vrijwilliger inschakelen.

Meer op https://www.vlaanderenvrijwilligt.be/wetgeving/

 


 

Een wetsvoorstel (bekrachtigd door de Kamer op 27/6/2006) brengt enkele belangrijke wijzigingen aan de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers. Deze wijzigingen treden in werking op 1 augustus 2006. Enkel de bepalingen inzake aansprakelijkheid en verzekering worden slechts van kracht op 1 januari 2007.

Het wetsvoorstel wijzigt de wet van 3 juli 2005 op volgende belangrijke punten :

*   afschaffing van de organisatienota :de verplichte organisatienota wordt vervangen door een informele informatieplicht

*   afschaffing van de kwartaalgrens voor de forfaitaire onkostenvergoeding: enkel de dag- en jaargrens blijven behouden

*   wijziging van de aansprakelijkheidsregeling en verzekeringsplicht: uitstel van de verzekeringsplicht tot 1 januari 2007

 

 

Hieronder een volledige informatie aangaande de wet op vrijwilligerswerk van 3 juli 2005 en de wijzigingen die zijn aangebracht op 3 juni 2006.


Een wetsvoorstel (bekrachtigd door de Kamer op 27/6/2006) brengt enkele belangrijke wijzigingen aan aan de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers. Deze wijzigingen treden eveneens in werking op 1 augustus 2006. Enkel de bepalingen inzake aansprakelijkheid en verzekering worden slechts van kracht op 1 januari 2007.

Het wetsvoorstel wijzigt de wet van 3 juli 2005 op volgende belangrijke punten:
* afschaffing van de organisatienota: de verplichte organisatienota wordt vervangen door een informele informatieplicht.
* afschaffing van de kwartaalgrens voor de forfaitaire onkostenvergoeding: enkel de dag- en jaargrens blijven behouden.
* wijziging van de aansprakelijkheidsregeling en verzekeringsplicht: uitstel van de verzekeringsplicht tot 1 januari 2007.

Hieronder een volledige informatie aangaande de wet op vrijwilligerswerk van 3 juli 2005 en de wijzigingen die zijn aangebracht op 3 juni 2006.

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers

Afschaffing van de organisatienota
Met de Wet betreffende de rechten van vrijwilligers van 3 juli 2005 (B.S. 29.08.2005) gewijzigd door de Wet houdende diverse bepalingen van 27 december 2005 (B.S. 30.12.2005) wenste men een veralgemeend juridisch statuut voor de vrijwilliger vast te leggen. Deze nieuwe wet treedt op 1 augustus 2006 in werking.
Een wetsvoorstel (bekrachtigd door de Kamer op 27/6/2006) brengt enkele belangrijke wijzigingen aan aan de oorspronkelijke regeling. Deze wijzigingen treden eveneens in werking op 1 augustus 2006.
Enkel de bepalingen inzake aansprakelijkheid en verzekering worden slechts van kracht op 1 januari 2007.
Het wetsvoorstel wijzigt de wet van 3 juli 2005 op volgende belangrijke punten:
- afschaffing van de organisatienota: de verplichte organisatienota wordt vervangen door een informatieplicht.
- afschaffing van de kwartaalgrens voor de forfaitaire onkostenvergoeding: enkel de dag- en jaargrens blijven behouden.
- wijziging van de aansprakelijkheidsregeling en verzekeringsplicht: uitstel van de verzekeringsplicht tot 1 januari 2007.
Vrijwilligerswerk is mogelijk zowel binnen een vzw als binnen een feitelijke vereniging of een publieke rechtspersoon zonder winstoogmerk.

Wat is vrijwilligerswerk? Definitie
De Wet betreffende de rechten van vrijwilligers definieert het vrijwilligerswerk als elke activiteit die onbezoldigd en onverplicht wordt verricht ten behoeve van één of meerdere personen van een groep of organisatie of van de samenleving als geheel en die ingericht wordt door een organisatie anders dan in familie- of privé-verband en die niet door dezelfde persoon en voor dezelfde organisatie wordt verricht in het kader van een arbeidsovereenkomst, een dienstencontract of een statutaire instelling.
Het feit dat vrijwilligerswerk per definitie onbezoldigd is, sluit niet uit dat de vrijwilliger een onkostenvergoeding kan ontvangen (zie verder).
Een vrijwilligersactiviteit impliceert dat men een handje toesteekt binnen de organisatie. Dit moet ruim geïnterpreteerd worden. Men kan stellen dat elkeen die kosteloos meewerkt aan de werking van de organisatie onder het toepassingsgebied van de wet valt. Bij wijze van voorbeeld kunnen we opnoemen: lesgevers, jeugdmonitoren, ziekenbegeleiders, administratief medewerkers, onderhoudsmedewerkers, wie een handje toesteekt op de jaarlijkse barbecue of het schoolfeest, alsook wie achter de toog staat in de cafetaria van een sportclub.
Wie enkel deelneemt aan de activiteiten van een organisatie, is geen vrijwilliger.
Hulp aan familie of vrienden is evenmin vrijwilligerswerk.
Krachtens de Wet betreffende de rechten van vrijwilligers worden personen die met dezelfde organisatie reeds verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst, een dienstencontract of een statutaire aanstelling uit het toepassingsgebied van de wet uitgesloten. D.w.z. dat wie reeds als werknemer, als zelfstandige of als ambtenaar voor een organisatie werkt, niet in aanmerking komt om vrijwilligersactiviteiten te verrichten binnen dezelfde organisatie, tenzij het om volledig gescheiden activiteiten gaat.

Wie kan vrijwilligerswerk verrichten?
In principe kan iedereen vrijwilligerswerk verrichten. Voor bepaalde categorieën is de mogelijkheid tot vrijwilligerswerk echter afhankelijk van een voorafgaandelijke aangifte.
Uitkeringsgerechtigde werklozen en bruggepensioneerden:
Men kan vrijwilligerswerk verrichten met behoud van uitkeringen op voorwaarde dat men een voorafgaande aanvraag via formulier C45B indient bij de RVA en men het akkoord van de directeur van het werkloosheidsbureau verkrijgt vooraleer men de vrijwilligersactiviteit aanvat. In de wet op het vrijwilligerswerk is voorzien dat indien er geen beslissing is genomen door de RVA binnen de twee weken na ontvangst van de volledige aangifte, het vrijwilligerswerk geacht wordt aanvaard te zijn. Een eventuele negatieve beslissing (een verbod of beperking van de activiteit waarvoor een aanvraag is ingediend) genomen buiten deze termijn van twee weken kan slechts op de toekomst betrekking hebben, tenzij de activiteit toch bezoldigd werd.
Gepensioneerden: er is geen melding meer nodig aan Rijksdienst voor Pensioenen om als gepensioneerde onbetaald vrijwilligerswerk ter verrichten met behoud van het pensioen.
Zieken met vervangingsinkomen : de toelating van de adviserend geneesheer is noodzakelijk. De adviserend geneesheer zal vaststellen of de activiteiten als vrijwilliger verenigbaar zijn met de algemene gezondheidstoestand van de betrokkene.
Schoolplichtige jongeren kunnen vrijwilligerswerk presteren van zodra zij 15 jaar zijn en niet meer onderworpen aan de voltijdse leerplicht.

Forfaitaire onkostenvergoeding
Ondanks het feit dat het vrijwilligerswerk onbezoldigd is, kan de vrijwilliger een onkostenvergoeding krijgen.
Dit kan een terugbetaling zijn van werkelijk gemaakte onkosten waarvan de bewijsstukken in de boekhouding worden bewaard. De vereniging kan ook een forfaitaire onkostenvergoeding uitbetalen waarvoor geen bewijzen nodig zijn. Beide systemen van onkostenvergoeding zijn niet te cumuleren voor dezelfde vrijwilliger.
De forfaitaire onkostenvergoeding is aan een dubbele maximumgrens onderworpen: max. 24,79 euro per dag en max. 991,57 euro per jaar. Dit zijn de niet-geïndexeerde basisbedragen (27,92 euro per dag en 1116,71 euro per jaar index 2006). De grensbedragen worden jaarlijks geïndexeerd.
Deze vergoedingen zijn vrij van RSZ en niet belastbaar op voorwaarde dat de grensbedragen niet overschreden worden. Er moeten geen fiscale fiches opgemaakt worden.
De grenzen moeten per vrijwilliger per jaar en niet per vereniging gerespecteerd worden. Is de vrijwilliger in meerdere verenigingen actief, dan mogen de vergoedingen bij alle verenigingen samen de dag- en jaargrens niet overschrijden.
Belangrijk is dat de fiscale omzendbrief van 5.3.1999 de mogelijkheid voorziet om de vereniging te verplichten om per jaar een nominatieve lijst voor te leggen met vermelding van de uitgekeerde sommen. Het is dus aangeraden om in de boekhouding een dergelijke lijst bij te houden.
Opgelet: Voor sommige categorieën van vrijwilligers is een afzonderlijke belastingsregeling van toepassing.

Informatieplicht
Krachtens de nieuwe wetgeving is elke organisatie die met vrijwilligers werkt, verplicht om alvorens de activiteit van de vrijwilliger een aanvang neemt, de vrijwilliger te informeren over de organisatie, de doelstelling van de vereniging, de eventuele verzekering, de eventuele vergoeding, enz. Deze informatieplicht is niet onderworpen aan vormvoorschriften. De informatie kan ter beschikking gesteld worden via het ledenblad, de website, een folder, aanplakking in een lokaal of op eender welke andere wijze.
De bewijslast inzake de informatieplicht ligt bij de vereniging. De organisatie moet kunnen bewijzen dat de vrijwilliger op de hoogte is of kan zijn van de elementen die het voorwerp uitmaken van de informatieplicht. Het mondeling informeren van de vrijwilliger kan bijgevolg de nodige bewijsproblemen geven.
Volgende informatie moet meegedeeld worden:
- Juridisch statuut van de organisatie en sociale doelstelling.
- Vermelding van het verzekeringscontract dat de vzw heeft afgesloten ter dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de organisatie met uitzondering van de contractuele aansprakelijkheid.
- Vermelding van andere verzekeringen die voor de vrijwilliger werden afgesloten (vb. lichamelijke ongevallen, rechtsbijstand).
- Vermelding of al dan niet een onkostenvergoeding wordt uitbetaald. Indien dit het geval is, in welke gevallen en welke soort vergoeding (reële of forfaitaire onkostenvergoeding) evenals het bedrag indien het om een forfaitair bedrag gaat.
- Melding dat de vrijwilliger geheimen kan vernemen ten aanzien waarvan hij gehouden is tot de geheimhoudingsplicht zoals bedoeld in art. 458 van het Strafwetboek.

Arbeidsrecht
Een aantal bepalingen uit het arbeidsrecht zijn van toepassing op vrijwilligers ondanks het feit dat deze medewerkers geen werknemers zijn.
Voor vrijwilligers die onder het gezag van een organisatie werken, zijn volgende aspecten van het arbeidsrecht van toepassing :
- Voor een vrijwilliger moet er geen dimona-aangifte worden gedaan. Wel moet hij in een vrijwilligersregister ingeschreven worden. Dit volgt uit de toepassing van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten.
- De vrijwilliger moet een exemplaar van het arbeidsreglement krijgen (wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen).
- Vrijwilligerswerk valt onder het toepassingsgebied van de arbeidswet van 16 maart 1971 en de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen. Dit betekent dat ook voor vrijwilligers de reglementering inzake arbeidsduur, zondagsarbeid, nachtarbeid, arbeid op feestdagen, … moet gerespecteerd worden. De toepassing van deze aspecten van het arbeidsrecht is niet evident omdat veel vrijwilligers zich inzetten voor hun vereniging na dagtaak en dit is juist s’ avonds en op zon- en feestdagen.
- De wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij uitvoering van hun werk moet toegepast worden op vrijwilligers.

Aansprakelijkheid
De nieuwe reglementering bepaalt dat de vrijwilliger niet burgerlijk aansprakelijk is voor de schade die hij, behalve de schade aan zichzelf, berokkent bij het verrichten van vrijwilligerswerk ingericht door een vzw behalve in het geval van:
Bedrog van de vrijwilliger.
Zware fout van de vrijwilliger.
Eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomende lichte fout van de vrijwilliger.
In het geval de vrijwilliger niet burgerlijk aansprakelijk is, is de vereniging burgerlijk aansprakelijk voor de schade.

Verzekering
Krachtens de nieuwe reglementering is elke vereniging verplicht om in het kader van het vrijwilligerswerk een verzekering burgerrechtelijke aansprakelijkheid af te sluiten die de burgerlijke aansprakelijkheid van de organisatie dekt, met uitzondering van de contractuele aansprakelijkheid.
De minimum garantievoorwaarden van de polissen moeten nog bij KB bepaald worden.
De gemeenten en provincies zijn verplicht om de organisaties te informeren over deze verzekeringsplicht. De organisaties krijgen de mogelijkheid om tegen betaling van een premie aan te sluiten bij een collectieve polis.

Bestuurders
Een niet onbelangrijke vraag is of een onbezoldigd bestuurder in een vereniging een vrijwilliger is.
Indien het bestuursmandaat onbezoldigd wordt uitgeoefend, dan kan een bestuurder ook een forfaitaire onkostenvergoeding als vrijwilliger ontvangen.
Bestuurders vallen echter niet onder de aansprakelijkheidsregeling die voorzien wordt voor vrijwilligers.
Voor verenigingen die VZW zijn wordt de aansprakelijkheid van de bestuurders  geregeld volgens de bepalingen van de VZW-wet van 27 juni 1921 gewijzigd door de wet van 2 mei 2002. Er moet dan ook geen verplichte verzekering afgesloten worden voor de bestuurders van een VZW.

Inwerkingtreding
De nieuwe wet treedt in werking op 1 augustus 2006. De bepalingen inzake aansprakelijkheid en verplichte verzekering treden pas op 1 januari 2007 in werking